background

VOOR DE GRAP


Zaterdag 8 augustus 1992, een zwoele zomeravond. Het KNMI heeft gelijk gekregen met haar voorspelling van hogedruk-gebieden en veel zon: het was vandaag bloedheet. Alleen al de gedachte om vanmiddag het motorpak aan te trekken deed mijn zweet uit alle porieën persen. De avond breng ik hangend voor de buis door onder het genot van een Buckler en kijkend naar de laatste prestaties bij de Olympische Spelen in Barcelona.

Het is kwart over tien en de tuindeur staat nog steeds open. De wind waait het gordijn heen en weer. Ik loop naar buiten en ontdek dat het aangenaam fris is. Ik meld (voor de grap) dat ik wel zou willen motorrijden.


Elly neemt de opmerking serieus en informeert waar ik naar toe wil rijden. Op dat moment realiseer ik me dat ik daadwerkelijk een eindje wil rijden, gewoon een blokje om naar de Grote Markt. De beslissing heb ik snel genomen. Ik ren naar boven en verwissel de korte broek en het t-shirt voor de spijkerbroek en overhemd; ik ga op gemakkelijk en zal daar mijn rijgedrag aan aanpassen. Uit de schuur pluk ik mijn motorlaarzen: wegens de stevigheid en het rijgemak stel ik dat het aanhebben van motorlaarzen wel het minimum is wat ik aan "motorkleding" dien aan te hebben.

Een kwartier na de opwelling om te gaan motorrijden haal ik mijn R65RT uit de schuur. Ik constateer nog voldoende olie aan de peilstok. Benzinekraan open en een druk op de startknop laat het binnenste van mijn motor een zwaar geroffel door Peelo klinken. Remlichten en knipperlichten werken naar behoren; helm op en langzaam rijd ik weg.


Slingerend door de woonerven van Peelo zoek ik mijn weg richting Vries. In Ubbena staat een vrouw zwaaiend en lallend aan de kant van de weg; ik versta gedurende het langs-rijden iets in de vorm van dat ze wil meerijden... Ik brul vanuit mijn helm een ontkennend antwoord en vraag me af, terwijl ik richting Oudemolen rijd, of ze het wel verstaan heeft. Na de viaduct onder de A28 kruist een ruilverkavelingsweg mijn pad. Ik knipper heftig met mijn lichten om te voorkomen dat een bromfietser of automobilist denkt dat hij, net zoals ik, de enige op de weg is. Zonder kleerscheuren kruis ik de weg; een konijn heeft echter een andere opinie over kruisend verkeer: het beest schiet plotseling de weg over zonder uit te kijken. Dit keer loopt het goed af, zowel voor hem en als voor mij.

De mooie zomeravond heeft niet alleen mij op de been gebracht. Een familie heeft de tuin omgebouwd tot openlucht-eetzaal. Gezellig zittend bij barbeque en oliefakkels genieten ze van vlees en de sterrenhemel. Ik claxonneer en laat ze achter in de verbazing "wie was dat". Uit ervaring weet ik dat zo'n vraag mensen geruime tijd kan bezighouden.


Na Oudemolen ontdek ik dat ik niet de enige ben die 's nachts op pad is. Dat ontdekken ook de man en vrouw die duidelijk niet op zoek zijn naar kievitseieren. Het witte overhemd van de man trok mijn aandacht. Claxoneren vond ik ditmaal niet nodig: de storing in hun spel door een langsrijdende motor maakte voldoende indruk om de aandacht af te leiden.

Gasteren: doodstil dorp op de Drentse hei; in een zo hoog mogelijke versnelling en zo langzaam mogelijk, rijd ik door dit dorp, richting Anloo. Eveneens een doodstil dorp op de Drentse hei. De verlichting op het terras van de plaatselijke herberg nodigt uit voor een koele dronk. De waard had schijnbaar niet meer op bezoek gerekend gezien de inmiddels 'geparkeerde' plastic terrasstoelen. Met het vooruitzicht op een ijsje bij Talamini besluit ik door te rijden in plaats van de hitte van de kroeg op te zoeken.


Het is elf uur 's avonds. Even wordt het druk: mensen in auto's die naar huis rijden of juist daar vandaan komen. Gekke jongens, die nachtbrakers. De cafetaria in Annen doet goede zaken: de omzet van croquetten, softijs en bier bereikt volgens mij z'n hoogtepunt.

Na Annen volgt Zuidlaren, althans als je in die richting rijdt. Rechts ligt de voormalige Adolf van Nassau-kazerne, eens de thuisbasis van diegenen die naar Libanon en Yoegoslavië gingen om daar de vrede te bewerkstelligen. In 1992 een rustplaats van al diegenen die vanuit Yoegoslavië hier een rustplaats zochten omdat het niet lukte daar de vrede te bewerkstelligen.


Ook in Zuidlaren is het een drukte van belang. Dat er op dit moment van de dag mensen nog poffertjes lusten? Vraag het maar aan de baas van de Poffertjeskraam op de Brink. Snel neem ik de beslissing via Midlaren/Haren naar Groningen te rijden in plaats van over de snelweg; de snelweg komt wel op de terugweg.

Buiten de bebouwde kom rijd ik met groot-licht de gekozen richting op. Twee fietsende tegenliggers maken mij met gebaren kenbaar dat zij last hebben van mijn 50Watt verlichting. Even heb ik de aandacht er niet bij en mijn tekort aan nachtrust van de afgelopen nacht speelt mij parten: de bocht was iets haakser dan ik had ingeschat. En dus mijn snelheid te hoog. Met ingehouden adem, een kloppend hart in mijn keel en een zo plat mogelijk gedrukte motor red ik het. Ik vraag me af of de twee fietsende tegenliggers zouden hebben gegniffeld als ik de berm zou zijn ingedoken. Ik herstel me snel en zet me er toe goed op te letten.


Haren. Wat valt er over Haren te zeggen als je er 's avonds om kwart over elf door heen rijdt. Links van de weg lopen twee vrouwen en in de tegenovergestelde richting eveneens twee vrouwen aan de rechterzijde. Een bromfiets met een berijder op leeftijd stopt als wij de voorrangskruising naderen. Althans: hij nadert de voorrangsweg en ik rijd daarop. De man heeft er verstandig aan gedaan even te stoppen, uit eerbied aan mijn BMW.


Links van de weg protesteert nog immer het van Hall-instituut over het gedwongen vertrek naar Leeuwarden, dankzij een herenakkoord tussen twee Commissarissen der Koningin. En dan te bedenken dat er in de Provincie Groningen ondernemers zijn die geheel en al vrijwìllig naar het Friese vertrekken. Als Groninger die in Assen woont zal ik het er in het begin best moeite mee hebben dat mijn BMW z'n onderhoudsbeurten in de Drachten krijgt. Meimerend over deze filosofie bereik ik het Hereplein.

Rechts-, links- en weer rechtssturend rond ik het plein en bereik ik het Gedempte Zuiderdiep. De 'gezette' krokettenboer van het Amsterdam's broodjeshuis, met een zeer laag kruis in zijn spijkerbroek, kan beter voortaan niet buiten gaan staan: het verhoogt zijn omzet niet, tenzij hij eerder en met een lagere omzet naar huis wil. Het verkeerslicht staat op groen: moedige voetgangers spoeden zich over de zebra, terwijl ik eraan kom. Ik geef een klein dotje gas om ontzag in te boezemen. Twee wandelende agenten in witte overhemden met korte mouwen boezemen mij ontzag in en ik rijd voorbeeldig bij ze langs. Linksaf en linksaf rijd ik voor het Casino langs. Het verkeerslicht springt op rood en het verkeerslicht springt op groen; in Groningen lopen de politieagenten altijd door de Oosterstraat. Nog voorbeeldiger dan daarvoor tokkel ik naar mijn einddoel: Talamini.


Motor op de stander, helm af, ijsje kopen, ijsje eten, helm op en motor van de stander. De rest is zoals het hoort: de motor slaat aan en snort. Om tien voor twaalf rijd ik door de Gelkingestraat. Een bus van het GVB (met achter het stuur een chauffeur die een bloedhekel heeft aan fietsers) baant zich een weg door de drukte van de groepen eerste-jaars die op ludieke en kostelijke wijze de Stad verkennen. Het lijkt er op dat twee jongens, gearmd steun bij elkaar zoekend, aan mij willen vragen of ze mee mogen rijden. Evenals in Ubbena lijkt mij dat geen goed idee en ik rijd door, het tweetal lallend en wankelend achter me latend. Dronkaards zijn overal hetzelfde.


Ik wil naar huis. Rechtstreeks en snel. Het VerkeersCirculatiePlan van de Stad noodzaakt mij via een kleine omweg de A28 te bereiken. De detectielussen van het Julianaplein reageren niet op mijn motor. Pas nadat een Amazing Vehicle naast mij zijn positie gekozen heeft komt er schot in de zaak. Ik baal er van dat zo'n pedaalemmer mij uit een netelige positie moet halen. Dankzij het feit dat het niet in het karakter van een R65 opgesloten ligt, hoef ik er niet met een klinker-ruimende snelheid vandoor om mijn frustratie te verwerken.

De A28 is rustig. Weinig verkeer, zeker in mijn richting. Ik nodig mijzelf uit om hard te rijden. Nauwelijks de 150 bereikt realiseer ik mee ineens dat herten wel eens de neiging hebben om onaangekondigd een weg over te steken. Ik neem gas terug en rijd rustig naar Assen. Een automobilist heeft schijnbaar minder probleem met overstekende herten en is in een paar minuten tijd uit mijn blikveld verdwenen. De afslag "Assen Noord" nodigt mij uit de A28 te verlaten. Een fraaie bocht betekent het afscheid van de snelweg-rit.


Zoals gewoonlijk staat bij Peelo het verkeerslicht "naar rechts" op rood, zoals ook het verkeerslicht op de paralelbaan voor de fietsers. Voor mij een teken dat ik gewoon door kan rijden: op het moment dat ik "onder" het verkeerslicht ben springt het op groen. Ook deze keer. Slingerend door de woonerven van Peelo bereik ik mijn huis. Het is tien over twaalf en de tuindeur staat nog steeds open. De wind waait het gordijn heen en weer. Ik stap van mijn motor en ontdek dat het aangenaam fris is. Ik meld (voor de grap) dat ik wel zou willen gaan slapen.

next

home